Stokoude eiken, duizendjarige dennen en snelle e-bikes
text
column
2021

Na een paar hectische maanden besluiten mijn vriend en ik er een paar dagen tussenuit te gaan. We struinen het internet af en komen uit bij Hotel Wolfheze dat midden in de bossen ligt. Op de website van natuurmonumenten lezen we dat even ten zuiden van Wolfheze het gelijknamige natuurgebied ligt, met een van de oudste bossen van ons land: Wandel door uitgestrekte heidevelden, imposante bossen met stokoude Wodanseiken en duizendjarige dennen, over smalle paadjes, langs kronkelende beeklopen en voormalige landbouwgronden.

In Amsterdam bewonen we een appartement zonder tuin of balkon en omdat de terrassen nog steeds niet open kunnen, zijn alle bankjes in de buurt tegenwoordig al bij de eerste zonnestralen permanent bezet. Na een hele winter in de stad snakken we naar de rust van het buitenleven, heerlijk genieten van de vrije natuur. We dromen van verlaten weggetjes langs de hei – vast doodstil op een doordeweekse dag – en ander natuurschoon waar je kilometers lang kunt lopen zonder een mens tegen te komen.

Hoe anders is de werkelijkheid als we op de fiets stappen om de omgeving te verkennen. Tot onze schrik worden we voortdurend voorbij gescheurd door grijze hoofden op e-bikes en moeten we steeds plotseling uitwijken voor een al dan niet loslopende hond terwijl zijn baasje zijn blik niet van zijn smartphone haalt.

Terug in het hotel bestellen we een dagschotel om mee te nemen naar ons privéterras. Als we net lekker genieten van de rust en het uitzicht, en ons gelukkig prijzen met de stralende zon die nog net boven de bomen uit komt, nemen de hotelgasten naast ons luidruchtig hun kamer in gebruik. De man van het stel gooit de deur naar het terras open en steekt jolig zijn hoofd om de hoek van het muurtje.

Wat waren we naïef om te denken dat het hotel uitgestorven zou zijn op een doordeweekse dag.

Na het eten gaan we nog gauw voor de avondklok een wandeling maken door het bos achter het hotel. Aan het begin staat een groot informatiebord met daarop de talrijke wandelroutes die er zijn aangelegd; elke route aangeduid met pijlen in verschillende vrolijke kleuren. Je kunt door de wandelpaden het bos bijna niet zien. Onze route – gele pijlen – voert langs houtwallen, vennetjes en beekjes met gammele bruggetjes eroverheen. Doordat het bos nog winterkaal is, zie je al van verre de andere hotelgasten lopen, meest senioren in uniseks anwb-kleding. Het bos krijgt zo iets van een attractiepark, maar dan zonder attracties, of een midgetgolfterrein zonder holes. De meeste voorbijgangers groeten ons vriendelijk; een enkeling houdt zijn blik stug op de grond gericht, omdat hij ook liever in zijn eentje van de natuur geniet. Maar met natuur heeft dit spoorzoeken nog weinig te maken. In de avondschemering komt het vogelgekwetter met moeite boven het geraas van de provinciale weg in de verte uit.