A Balancing Act
text
essay
april 2020

Een van de eerste dingen waar je in New York, vooral in Manhattan, tegenaan loopt zijn de duizelingwekkend hoge wolkenkrabbers die hoog boven je uit torenen. En hoewel het een overbekend beeld is uit films en van foto’s voelde ik me aanvankelijk toch overweldigd toen ik door de straten van New York liep.

Tijdens mijn eerste verblijf in de stad logeerde ik in het Pennsylvania Hotel. Ik was onder de indruk van de enorme hotellobby en eenmaal op mijn kamer was het eerste wat ik deed de gordijnen openschuiven en met veel moeite het raam omhoogduwen om van het uitzicht te genieten. De kamer bevond zich op de achttiende verdieping, waardoor ik dacht dat ik vanaf die hoogte een prachtig uitzicht over de stad zou hebben. Toen ik een blik uit het raam wierp, was het of ik een klap in mijn gezicht kreeg: alle gebouwen in de straat waren minstens zo hoog als het hotel, zo niet hoger. Er was absoluut geen sprake van een vergezicht over de stad en de verdieping waarop mijn kamer zich bevond leek ineens helemaal niet meer hoog.

Dit brengt me op A Balancing Act, een werk van beeldend kunstenaar Job Koelewijn dat hij eind jaren negentig maakte tijdens zijn verblijf in het PS1 Contemporary Art Center. Op de foto zie je een man die op een trottoir midden in Manhattan een hoge toren opgestapelde glazen op één hand laat balanceren. Tussen elke twee glazen ligt een plankje of een dienblad, zoals bij een acrobatische act. De man buigt iets door zijn knieën en ondersteunt de stapeling met zijn vlakke hand, als een ober, zijn andere hand houdt hij er angstvallig naast om eventueel bij te sturen. Ondertussen kijkt hij ingespannen naar boven. Het kost hem duidelijk veel moeite om zijn evenwicht te bewaren. Zijn zwarte broek en donkere overhemd stemmen overeen met de grijstonen die in de kleurenfoto overheersen, het lijkt haast een zwart-witfoto. De enige kleur – geel – komt van de taxi’s en een verkeerslicht. Achter hem zien we een jongen die hem net voorbij is gelopen, de jongen kijkt niet op of om.

De stapeling die de evenwichtskunstenaar torst – het is overigens Job Koelewijn zelf – helt een beetje over alsof hij ieder moment kan omvallen. Zou de kunstenaar de glazen hebben vastgelijmd? Doordat hij op de voorgrond staat, lijkt zijn achttien verdiepingen tellende stapeling net zo hoog als de wolkenkrabbers in de straat. Het is alsof hij de strijd aangaat, wie bouwt de hoogste toren? Ook de gebouwen om hem heen lijken over te hellen, maar dat komt door het perspectief. Ze zijn zo hoog dat je ze met een gewone camera niet net zo loodrecht kunt fotograferen als ze in werkelijkheid zijn. Daarvoor heb je een technische camera nodig en die wordt dan ook door de architectuurfotografen gebruikt. Maar het gaat de kunstenaar niet om het perfect plaatje van een architectonisch hoogstandje, het gaat hem om de gelijkenis van zijn toren, een speels bouwsel zoals wel in cafés gemaakt wordt van een paar bierviltjes en lege glazen, met de flatgebouwen in het straatbeeld van New York. Het is een performance van de nietige mens omgeven door overweldigende architectuur die de menselijke maat totaal uit het oog heeft verloren. Ik vind het een poëtisch, vervreemdend, maar ook grappig beeld.

Waarschijnlijk is de foto met een analoge camera gemaakt. Na de fotosessie moest het filmrolletje dus eerst ontwikkeld en afgedrukt worden om de foto te kunnen zien. Als de foto uiteindelijk was tegengevallen of zelfs mislukt, had de kunstenaar de performance op een andere dag opnieuw moeten uitvoeren. Ik kan mij de frustratie nog herinneren als ik, na een hele dag fotograferen voor een kunstacademieopdracht, er later achter kwam dat ik het diafragma toch niet goed had ingesteld, waardoor alle foto’s te donker waren of toch niet wat ik ervan had verwacht.

Zou de foto van Job Koelewijn in één keer gelukt zijn of moest hij hem een paar keer opnieuw maken? Die glazen had hij natuurlijk voor de zekerheid vastgelijmd. Ik krijg de indruk dat de foto in één keer raak was. Of is de kunstenaar zo’n goede acteur dat het lijkt alsof hij de handeling daar op het trottoir voor het eerst doet, zo ingespannen als hij omhoogkijkt? De voorgrond is scherper dan de achtergrond, wat een enigszins ouderwetse, filmische sfeer geeft.

Je zou Koelewijns A Balancing Act kunnen zien als een zelfportret van de kunstenaar in New York. In een interview met hem las ik eens dat hij zich nogal verloren voelde in die stad. Met zijn afstudeerproject op de Rietveldacademie en daarna zijn eerste solotentoonstelling in galerie Fons Welters was hij in een klap internationaal bekend. Dat was de reden dat hij werd uitgenodigd door het prestigieuze PS1. Maar hij vond geen aansluiting met de andere kunstenaars in residency en voelde zich niet thuis bij de mentaliteit van de keiharde commerciële kunstwereld in Amerika. Hij had het gevoel dat hij aan alle kanten voorbij werd gelopen door kunstenaars die zich eerder als concurrenten dan als collega’s gedroegen, en nauwelijks in het inhoudelijke aspect van kunst geïnteresseerd leken. Met A Balancing act verbeeldt hij op een prachtige manier zijn ervaring in die immense, competitieve stad, die ik maar al te goed herken.

Toen ik terugging naar New York om er, ook als kunstenaar, drie maanden te wonen en te werken, was er van de bruisende energie die de stad me in eerste instantie gaf, al gauw niet veel meer over. Ook ik voelde me er nogal verloren. In die overweldigende metropool waar alles groot en veel is en iedereen zich belangrijk voordoet, voelde ik me klein en onbeduidend. Dat gevoel werd versterkt door het enorme kunstaanbod in bijvoorbeeld alleen al Chelsea. In één pand zaten meer galerieën dan in alle Nederlandse steden bij elkaar. Verdieping na verdieping eindeloos veel gangen met achter elke deur een galerie, de ene ogenschijnlijk nog belangrijker dan de andere.

Als ik aan die tijd in New York denk, moet ik niet alleen aan de foto van Job Koelewijn denken, maar ook aan een tekening van Jürgen Partenheimer, een kunstenaar wiens werk ik bewonder. Hij maakte de tekening in 1985 en gaf hem de titel Poeta laureatus (Garcia Lorca in New York). Partenheimer woonde een aantal jaar in Spanje en kwam daar in aanraking met het werk van Federico Garcia Lorca. De tekening die ik bedoel is een potloodtekening van een flatgebouw dat zich dreigend over een paar ovale vormen heen buigt, alsof het die wil verslinden. De kleine, donkergrijze streepjes lijken op vensters in torenhoge flatgebouwen. De abstracte vormen krijgen iets menselijks en aandoenlijks, en je zou een persoon kunnen zien in de ovale ineenkrimpende vorm, die zich lijkt af te weren. Ik kwam het werk van Partenheimer tegen toen ik voor het eerst de kunstbeurs ARCO in Madrid bezocht. Ik was erg onder de indruk van de tekening, een soort verhalende abstractie waarin architecturale vormen iets menselijks krijgen zoals ook bij Poeta Laureatus. Ineens voelde ik me stukken beter, want na een hele dag in mijn eentje op zo’n eindeloos grote kunstbeurs te hebben rondgelopen – om alles goed te zien heb je zelfs meer dan een dag nodig – voelde ik de moed me in schoenen zinken en vroeg ik me af wat ik daar in hemelsnaam nog aan zou kunnen toevoegen.

Ik weet nog hoezeer die eenvoudige potloodtekening mij raakte, hoe treffend Lorca’s gevoel, en ook mijn gevoel, in New York daarin was verbeeld. Het flatgebouw op Partenheimers tekening helt nog meer over dan de stapeling glazen die Job Koelewijn in evenwicht probeert te houden, het gebouw is nog dreigender en lijkt de ovale figuur elk moment te kunnen verpletteren. In het midden van de tekening staat een driehoek met de punt naar boven. Voelt de ovaal zich bekeken door iemand van achter een van de ramen? Of is de driehoek als een symbool bedoeld en staat hij voor harmonie en drie-eenheid en volmaaktheid? Met de punt naar boven zou het een mannelijk symbool zijn dat voor stabiliteit, energie en kracht staat. De kracht om de strijd met de stad te kunnen aangaan? Ik denk liever dat de driehoek een kijkrichting voorstelt. Hoewel je je in een wereldstad altijd omringd weet door gebouwen en mensen en je je steeds bewust bent van de blikken van anderen, kun je je tegelijkertijd volkomen anoniem en ongezien voelen. Niemand kijkt op of om, zelfs niet wanneer je midden op de stoep een wankele toren van opgestapelde glazen in evenwicht probeert te houden.