De omgekeerde wereld
text
column
2021

Het is een stralende dag, de lente is begonnen, hoewel nog wat fris. We hebben mijn schoonmoeder dik ingepakt, maar de handschoenen laten we thuis. We gaan naar Eindhoven voor haar vaccinatie. De meeste negentigplussers zijn allang ingeënt, maar zij liep door haar coronabesmetting vertraging op. Het wordt wel tijd, want haar beste vriendin, die tien jaar jonger is, durft niet meer op bezoek te komen zolang ze beiden niet gevaccineerd zijn. Normaal gesproken komt ze elke donderdagmiddag langs, dan gaan ze kaarten en eten ze worstenbroodjes. Nu is ze als de dood voor de Britse variant.

Mijn schoonmoeder geniet van het uitstapje. Ze is gek op auto’s.

  ‘Hou jij van autorijden?’ vraagt ze voor de zoveelste keer.

  ‘ Ja, dat doe ik altijd graag,’ antwoord ik, ook voor de zoveelste keer.

Vroeger tufte mijn schoonmoeder zelf overal heen in haar Dafje. Maar dat is lang geleden. Nu zit ze de hele dag maar wat te zitten, zoals ze keer op keer zegt.

  ‘Waar gaan we eigenlijk heen?’ vraagt ze weer.

  ‘Naar Eindhoven, we gaan een prik halen,’ zeggen wij.

  ‘O ja, dat is waar ook. Moet dat?’

Goede vraag. Moet dat inderdaad en van wie dan? Mijn vader, tien jaar jonger dan mijn schoonmoeder, wilde aanvankelijk niet gevaccineerd worden. Niet omdat hij principiële bezwaren heeft, maar omdat hij ook nooit een griepprik haalt. Hij lijkt er een sport van te maken om het zo lang mogelijk vol te houden zonder medicijnen. Op aandringen van mijn zus, die huisarts is, ging hij overstag. Mijn schoonmoeder houdt het al heel lang vol, maar haar lijst met medicijnen telt intussen bijna drie A4’tjes. Toch is ze ijzersterk, zelfs corona doorstond ze zonder noemenswaardige klachten.

De vaccinatielocatie is een sporthal buiten het centrum van Eindhoven, met ernaast een parkeergarage. Soepel worden we de goede kant op geloodst. Bij de ingang van de parkeergarage vormt zich ineens een opstopping. Een ouder echtpaar in een klein Japans wagentje staat dwars voor de inrit van de parkeergarage en hoe de man in het oranje hesje hen ook probeert te overtuigen dat ze de helling af naar beneden moeten, de oude man achter het stuur weigert obstinaat. Uiteindelijk mogen ze hun autootje op het gras naast de weg laten staan. Hand in hand, voetje voor voetje, schuifelen ze onzeker in de richting van de sporthal. Net als andere hoogbejaarden die, onder begeleiding van zoon of dochter, met een kromme rug achter hun rollator sloffen of worden voortgeduwd in een rolstoel. Terwijl mijn vriend en zijn moeder zich naar de sporthal begeven, parkeer ik de auto. Daarna voeg ik me bij het handjevol mensen dat als ouders op een schoolplein staat te wachten. Vroeger waren wij degenen die naar het wijkgebouwtje werden gebracht om een prik te halen.

De sfeer is gelaten, ondanks het stralende lenteweer. De ouderen zien er bijna allemaal gedesoriënteerd uit en kijken onwennig om zich heen. Alsof ze niet goed weten wat ze hier doen, maar blijkbaar moet het, dus vooruit dan maar.

Ook mijn schoonmoeder vraagt steeds waarom die prik dan moet. En of iedereen die krijgt. We vertellen dat ook haar vriendin vandaag gevaccineerd wordt en dat mijn ouders allebei al twee keer aan de beurt zijn geweest.

  ‘O ja,’ zegt ze, voor even gerustgesteld. ‘En moeten jullie dan geen prik?’ vraagt ze vervolgens wantrouwig.

  ‘Wij zijn nog niet aan de beurt, eerst mogen de oudste mensen,’ leggen we uit.

  ‘O,’ zegt ze tevreden, ‘dan is het toch nog ergens goed voor om oud te zijn.’